- Home
- Inspiratie
- Misleiding Op Hoog Niveau
Misleiding op hoog niveau
Afbeelding
Ik heb vrienden in Ethiopië die leven in lemen hutjes van 800 jaar oud. Voedselhulp en een onzeker budget houden hen op de been. Veel van hen zullen de International Poverty Line van ongeveer twee dollar per persoon per dag niet halen. En met hen meer dan 700 miljoen andere bewoners van onze aarde.
Gelukkig bieden de Sustainable Development Goals (SDG’s) en hun voorganger de Millennium Development Goals (MDG’s – bij ons beter bekend als de Millenniumdoelen) hoop. Hun programma’s mikken op de verhoging van het wereldwijde welzijn. Met een doorlopend succes. Volgens de rapporten.
Maar kloppen die rapporten wel?
Tot een paar jaar geleden ging ik mee in deze goed-nieuwsshow. Totdat ik Jason Hickels The Divide (2017) las. Dat boek geeft een scherpe analyse van hoe de wereld de afgelopen eeuwen langzaam terechtkwam in de neoliberale houdgreep die ons leven momenteel beheerst, en hoe we onszelf met ontgroei daaraan kunnen ontworstelen.
In deze blog beperk ik me tot de passage (p. 33-43) waarin Hickel laat zien dat de bejubelde progressie die ‘we’ boeken in de strijd tegen armoede en honger op zijn zachtst gezegd misleidend is.
Halvering van wat?
Het eerste van de MDG’s (MDG-1) die in 2000 door de VN zijn vastgesteld, was het halveren van de wereldwijde armoede en honger, uiterlijk in 2015. Ruim voor dat jaar werd dat succes al grotendeels geclaimd, ondanks stijgende voedselprijzen en de bankencrisis van 2008.
Het nieuws werd alom omarmd. Stel je voor: als we die trend doorzetten, kunnen we binnen de spanne van één leven de armoede helemaal uitbannen.
Ook de andere MDG’s gingen in de goede richting: halvering van kinder- en kraambedsterfte, veel minder HIV- en malariadoden en hogere percentages schoolgaande kinderen.
Er was dus sprake van echte vooruitgang. Maar in die euforie bleef onderbelicht dat de ambitie rond het terugdringen van armoede en honger in de loop van de tijd verschillende keren naar beneden was bijgesteld.
In 1996 werd in Rome tijdens de World Food Summit door de aanwezige staatshoofden een eerste multilaterale overeenkomst voor het bestrijden van honger ondertekend: “We pledge our political will and our common and national commitment to achieving food security for all and to an ongoing effort to eradicate hunger in all countries, with an immediate view to reducing the number of undernourished people to half their present level no later than 2015.”(p. 37)
Toen de MDG’s vier jaar later waren uitgewerkt, ging het niet langer alleen over het halveren van de honger, maar in één adem ook de armoede. Dat klinkt als juist nóg ambitieuzer dan alleen de honger aanpakken. Maar het streven was inmiddels wel bijgesteld: in plaats van een halvering van het totale aantal mensen die onder honger en armoede leiden, zou een procentuele halvering plaatsvinden.
Het lijkt maar een kleine aanpassing, maar omdat duidelijk was dat de wereldbevolking in de komende 15 jaar een flinke groei ging doormaken, betekende het dat er per saldo minder mensen uit de ellende hoefden te worden gehaald om het doel te bereiken.
Maar de rekenmeesters van de VN waren er ook nu nog niet gerust op dat dat ging lukken. Niet lang daarna werden de spelregels verder aangepast (Hickel spreekt van ‘behind closed doors, without any media commentary at all’ – p. 38). Eerst werd het doel van de procentuele halvering van de armoede wereldwijd veranderd in een halvering binnen de “developing countries only”. Omdat dat deel van de wereldbevolking aanzienlijk harder groeide dan de totale wereldbevolking, daalde daarmee de ambitie in absolute armoede-reductie verder.
Vervolgens werd ook de startdatum verschoven van 2000 naar 1990. Dat gaf ‘meer tijd’ om het doel te bereiken. Ook hier werd weer statistische ‘winst’ geboekt met de langere duur van de bevolkingstoename en een hoger startcijfer van arme hongerigen. Bovendien konden de successen uit de jaren ’90 worden bijgeboekt bij de resultaten van dit eerste MDG (MDG-1). Zo was het China in de jaren ’90 gelukt om honderden miljoenen mensen uit de extreme armoede te tillen.
Wanneer leef je in armoede?
Van het begin af aan leunde MDG-1 op een relatief willekeurige definitie van de armoedegrens. Die werd/wordt net als alles in ons neoliberale tijdperk gefinancialiseerd: hoeveel geld heb je dagelijks nodig om boven of onder het bestaansminimum te zitten?
Die armoedegrens ligt vanwege verschillen in inkomens en productprijzen in elk land op een ander niveau. Dat maakte het lastig om overzichtelijke algemene doelen op te stellen. Dus ging MDG-1 uit van het bedrag van $1.02 per persoon per dag (in 1990 bedacht door de econoom Ravallion, gebaseerd op de armoedegrens van een aantal van de armste landen). Als je er goed over nadenkt is dat eigenlijk een pervers simplificerende definitie van de meest kwetsbare mensen; alsof je hun dagelijkse ellende kunt afbakenen in een strak geformuleerd aantal dollarcenten dat iemand dagelijks te besteden heeft. Toch is het dat waarmee MDG-1 werd vastgesteld. Het kreeg de titel International Poverty Line (IPL).
Maar de IPL bleek een stok tussen de spaken van MDG-1 te steken. In het jaarrapport over 2000 moest de Wereldbank erkennen dat de armoede stijgende was: “The absolute number of those living on $ 1 per day or less continues to increase… The worldwide total rose from 1.2 billion in 1987 to 1.5 billion today and, if recent trends persist, will reach 1.9 billion by 2015.” (The Divide, p. 40)
Dat was niet alleen een gigantische tegenvaller voor MDG-1, maar het zag er ook naar uit dat de structurele aanpassingsprogramma’s die de Wereldbank en het IMF het mondiale Zuiden in de jaren ’80 en ’90 in de naam van ‘ontwikkeling’ hadden opgelegd, de positie van die landen alleen maar verslechterd hadden. Dat vormde een gigantisch probleem voor de Wereldbank. Nu armoedereductie dé methode geworden was om de wereldwijde economische vooruitgang te meten, zouden deze cijfers het heersende beleid van een radicale vrije wereldmarkt en privatisering een halt toeroepen. En de Wereldbank zou een enorme inschattingsfout moeten toegeven.
Dat was – helaas – niet wat gebeurde. In 2001 kwam de Wereldbank met een nieuw verhaal. Directeur Wolfensohn hield een rede waarin hij betoogde dat de gedwongen oplegging van de vrije markt de armoede gereduceerd had. Het beleid zou hebben geleid tot een snellere groei van het gemiddelde inkomen in de zich ontwikkelende landen, en dus een spectaculaire reductie van de armoede met 200 miljoen minder armen wereldwijd. De speech overschaduwde de zorgen over het jaarrapport van 2000 en werd enthousiast ontvangen.
Deze ommezwaai werd mogelijk gemaakt door een technische aanpassing van de IPL. Die zou door inflatie zijn gestegen naar $1.08. Maar niemand controleerde de rekensom: de verhoging van de IPL was onvoldoende om de inflatie volledig te corrigeren. Je kon in 2001 met $ 1.08 minder kopen dan met de $ 1.02 van 1990. Er leefden door de correctie van de IPL nu officieel minder mensen onder de armoedegrens, maar tegelijkertijd méér in een feitelijk toegenomen armoede.
Toen in 2008 de IPL opnieuw verhoogd werd (naar $1.25) steeg het absolute aantal armen in één klap met 430 miljoen. Maar de Wereldbank wist ook dit positief te framen: uitgaand van het peiljaar 1990 zou de dalende trend van armoede significant verbeterd zijn. De voorstanders van de MDG’s adopteerden deze uitleg opnieuw gretig. Hun doel kwam steeds meer binnen handbereik. Maar mijn vrienden in Ethiopië en hun honderden miljoenen lotgenoten merkten niets van dat succes.
Tot slot merkt Hickel op dat als de succescijfers van China en Oost-Azië in de jaren ’90 buiten beschouwing worden gelaten, het succes van het gaandeweg al steeds minder ambitieuze MDG-1 over armoede en honger nog schraler wordt.
In 2017 (het jaar van verschijnen van The Divide) leefden er volgens Hickel net als in 1981 ongeveer 1 miljard mensen onder de armoedegrens.
De claim dat de (procentuele) armoede in de wereld significant is afgenomen, geldt dus welbeschouwd alleen voor China en Oost-Azië (terwijl de armoede elders is toegenomen). En laat dat succes nou net zijn gerealiseerd door economieën die het vrije-markt kapitalisme van de Wereldbank en het IMF niet volg(d)en.
Voor alle duidelijkheid: ik ben geen econoom. Het bovenstaande is een samenvatting van Hickels betoog (in grote lijnen bevestigd in een document op de website van het ILO). Hij gaat daarin niet in op de Sustainable Development Goals (SDG’s) die in 2015 als opvolger van de MDG’s van start gingen.
Ik ben in principe een groot voorstander van de SDG’s, omdat ze op papier een brede ambitie voor betere leefomstandigheden wereldwijd bevatten. Laten we – voor mijn Ethiopische vrienden en hun lotgenoten elders – hopen dat de initiële ambities en goede intenties dit keer niet aangetast worden door tussentijdse aanpassingen van de spelregels ten faveure van de vrije marktwerking.
Gerard Sonnemans
Voorstander van een rechtvaardige verdeling van de welvaart in de wereld