- Home
- Inspiratie
- Ingrid Robeyns: Limitarisme
Ingrid Robeyns: Limitarisme
Afbeelding
Pleidooi tegen extreme rijkdom
Ingrid Robeyns zet in haar boek de concrete en morele bezwaren tegen extreme rijkdom op een rijtje. Wat is extreme rijkdom, hoe manifesteert het zich, wat zijn de gevolgen ervan en hoe sterk zijn de argumenten die worden aangedragen ter rechtvaardiging?
De indrukkende opeenhoping van argumenten tegen extreme rijkdom die Robeyns aanvoert leidt tot een onvermijdelijke conclusie: het is beter voor de wereld (inclusief de rijken zelf) om het vermogen van mensen te limiteren. Eén tot tien miljoen is meer dan voldoende om een zinvol, welvarend leven te leiden. Met het vrijkomende kapitaal kunnen de samenlevingen wereldwijd in een welvaartsstaat worden omgetoverd en de crisissen die ons bestaan bedreigen worden aangepakt.
Te mooi om waar te zijn? Ja en nee. Ja, omdat de politiek-economische realiteit de noodzakelijke systeemverandering (nog) in de weg staat. Nee, juist omdat de argumenten tegen extreme rijkdom de onhoudbaarheid van die huidige realiteit zo duidelijk blootleggen en tegelijkertijd laten zien dat niets het kiezen voor een rechtvaardiger welvaartsverdeling in de weg hoeft te staan.
Limitarisme op zich is geen alternatief voor het afbrokkelende neoliberalisme, maar schept wel de voorwaarden voor zo’n alternatief systeem. Ontgroei bijvoorbeeld. De raakvlakken tussen limitarisme en ontgroei zijn onmiskenbaar.
Stap voor stap belicht Robeyns de extreme rijkdom vanuit allerlei invalshoeken. De focus ligt vooral op de superrijken en hun vermogensaccumulatie, maar ook ‘gewone’ multimiljonairs en de inkomenskloof neemt zij mee in het betoog.
Ik kan hier slechts in vogelvlucht de argumentatie van Robeyns weergeven. De hoofdstuktitels vormen daar een mooie leidraad in.
De eerste twee hoofdstukken ‘Hoeveel is te veel?’ en ‘Het houdt de armen arm terwijl de ongelijkheid toeneemt’ zijn in essentie niet zo verrassend. Hoe zou een multimiljonair onvoldoende geld kunnen hebben? Op een gegeven moment voegt een extra miljoen (laat staan miljard) niets meer toe waarmee je je levensstandaard nog zinvol kunt verhogen. Ook moreel gezien is het onverkoopbaar dat de rijken hun vermogen ongelimiteerd kunnen laten groeien, terwijl er zo veel onrecht en ellende in de wereld is. Onrecht en ellende die in direct verband staan met de toenemende welvaartsverschillen.
Dit lijken abstracte conclusies, maar met het aanvoeren van haar bewijsmateriaal maakt Robeyns het concreet. Bijvoorbeeld door te berekenen hoeveel iemand die 45 jaar lang 50 uur per week werkt per uur moet verdienen om hetzelfde te vermogen te krijgen als Elon Musk in 2022 bezat. Dat komt neer op 1.871.794 dollar per uur. Wat voor wonderen kan Musk in hemelsnaam verricht hebben om zo veel geld bij elkaar te ‘verdienen’?
Hij werd daarbij geholpen door het neoliberalisme. Het economische systeem dat gebaseerd is op egoïsme en wantrouwen. Met een effectieve lobby wisten de superrijken het systeem naar hun hand te zetten. Onder Reagan daalde het hoogste tarief voor de inkomstenbelasting van 70% naar 28%. Dat dit ten koste ging (en nog steeds gaat) van de meest kwetsbaren is evident. Noam Chomsky noemde het ‘neoliberalisme voor de armen en arbeidersklasse en ruime overheidssubsidies voor grote ondernemingen en de rijken.’
En als het vermogen van de rijken nu nog eerlijk verdiend zou zijn, zou je het wellicht kunnen verantwoorden als rechtvaardig eigendom. Maar het hoofdstuk ‘Het is besmet geld’ laat zien dat het zo goed als ondenkbaar is dat grote private vermogens volledig rechtmatig verworven is. Dan gaat het niet alleen om evident crimineel geld, maar ook om bijvoorbeeld kleptocratie, corruptie of geld waar bloed aan kleeft omdat het met systematische misdaden tegen de menselijkheid verworven is. Niemand zou het recht moeten hebben om dat te mogen houden, of het nu om misdaden uit het verleden gaat (zoals de trans-Atlantische slavenhandel of nazi-praktijken) of het heden (zoals de 500.000 gerelateerde sterfgevallen die Purdue Pharma met zijn bewust misleidende marketingcampagne voor de verslavende pijnstiller OxyContin op zijn geweten heeft of het uitbuiten van de werknemers in de sweatshops door de fast-fashionindustrie).
Ook de vermogensaccumulatie door faillissementsfraude en belastingonttrekking zijn welbeschouwd diefstal. Diefstal van publiek geld, of het nu illegaal of door onwenselijke mazen in de wetten verkregen is.
Aan dat geld kleeft een ander naar aspect: klassenjustitie (met ook nog eens een raciaal tintje). Robeyns laat zien dat belastingontduiking in de VS de staat gemiddeld $ 309.000 per geval kost. Bij berovingen is dat gemiddeld $ 2100. Maar slechts 68% van de mensen die wegens belastingontduiking bestraft werden, kreeg een gevangenisstraf (gemiddeld 17 maanden). Bij kleine berovingen was dat 99% met een gemiddelde straftijd van 107 maanden. Die cijfers zijn bovendien vertekend, omdat er een veel groter bedrag aan publiek geld gaat naar onderzoek van kleine criminaliteit dan naar witteboordencriminaliteit.
Uit alles blijkt dat we in een totaal verrot (neoliberaal) systeem gemanoeuvreerd zijn, dat beheerst wordt door een kleine, financiële elite. De risico’s daarvan worden uitgewerkt in het hoofdstuk ‘Het ondermijnt de democratie’.
De (super)rijken kopen politieke invloed met hun geld. Dat ondermijnt de grondgedachte van one man – one vote. Als het al niet rechtstreeks is, dan wel via lobbyisten of met chantage, zoals het recente dreigement van ASML dat als het bedrijf in Nederland onvoldoende ruimte zou krijgen een vertrek naar elders overwogen zou worden.
Minstens zo ondermijnend is de manier waarop ‘het kapitaal’ de publieke opinie beïnvloedt. Door het opkopen van mediabedrijven en het financieren van dubieuze onderzoeksinstituten en denktanks, die de massa bestoken met het neoliberale wereldbeeld van de financiële elite en de schuld van de kansen- en welvaartsongelijkheid in de schoenen schuiven van ‘de’ linkse, culturele elite en immigranten. De politieke onrust en polarisatie is daar een direct gevolg van. De economische elite blijft buiten schot en graait vrolijk verder.
Ook op andere fronten speelt de extreme rijkdom een desastreuze rol op het wereldtoneel. De versnelling van de klimaatcrisis is grotendeels te wijten aan het gedrag van de bezittende klasse. Zij vormen de drijvende kracht achter het vervuilende karakter van de consumptiemaatschappij en vergroten het probleem met hun eigen buitensporige consumptieve gedrag bovengemiddeld. Je zou zeggen dat het ook in hun handen ligt om het tij te keren, maar het past niet in hun (kortetermijn)belang daar actie in te ondernemen.
Daar komt bij dat de gevolgen van de klimaatcrisis en de noodzakelijke maatregelen om haar te bestrijden veel belastender zijn voor de armen dan voor de rijken.
Na deze opsomming van de negatieve aspecten van extreme vermogensaccumulatie gaat Robeyns over op een wat abstractere, filosofische analyse van het fenomeen.
Beginnend met het hoofdstuk ‘Niemand verdient het om multimiljonair te zijn’. Daarin neemt ze onder andere het concept ‘eigendom’ onder de loep. Dat kan alleen bestaan binnen een sociaal contract dat de mensen onderling zijn aangegaan. Zonder die overeenkomst bestaan er geen markten die bezit mogelijk maken en zouden we leven in een gevaarlijke chaotische wereld.
We vormen een politieke gemeenschap die we reguleren met een centrale overheid. En die kan alleen functioneren als we haar samen faciliteren. Concreet: met belastingen.
De consequentie is dat inkomens- en vermogensverdeling geen natuurlijke wetmatigheid is, maar alleen tot stand kan komen door maatschappelijke samenwerking, gereguleerd door de staat. Er kan dus nooit sprake zijn van een onvervreemdbaar eigendomsrecht.
Elke vorm van rijkdom is schatplichtig aan de collectieve inspanning en maatschappelijke structuren. Niemand kan rijk worden zonder publieke voorzieningen, basale infrastructuur en samenwerking met andere mensen. Dat is het sociale contract!
Bovendien leunen onze samenleving en economie zwaar op de nalatenschap van onze voorouders. De voorouders van ons allemaal!
En toch hebben we als samenleving laten gebeuren dat er een economische elite ontstond die zich verrijkte ten koste van (individuen binnen) de gemeenschap. Daarbij hebben we de feitelijke macht over onze samenleving en ons sociaal contract uit handen gegeven aan die elite.
In 2023 verdiende de voetballer Christiano Ronaldo 213 miljoen dollar. Dat is $ 407 per minuut, ook als hij slaapt. CEO’s moeten het in de regel met minder doen (hoewel daar natuurlijk ook uitzonderingen zijn), maar ook hun inkomsten en bonussen zijn van een bedenkelijke buitencategorie. En wij worden geacht dat normaal te vinden. Zij doen immers uitzonderlijk moeilijk en verantwoordelijk werk. Maar het is niet normaal dat iemand zo veel verdient.
Want dat argument is een schoffering van mensen die werken in ‘onmisbare beroepen’. Hun werk is óók vaak moeilijk en verantwoordelijk, maar zij verdienen doorgaans slechts een schamel inkomen. De verhoudingen tussen beloningen en inspanningen zijn compleet zoekgeraakt.
Een van de grootste oorzaken van de groeiende kloof tussen arm en rijk vormt het erfrecht. Vermogen gebaseerd op giften en erfenissen is onverdiend (op zijn Engels unearned én undeserved). Het bestendigt de intergenerationele ongelijkheid. De overdracht van erfenissen is nu al gigantisch en neemt alleen maar toe.
Maar erfgenamen verdienen dat geld niet, het wordt hen in de schoot geworpen, enkel en alleen omdat hun wieg op de juiste plek stond. Het zou op zijn best beschouwd kunnen worden als inkomen, waar belasting over betaald zou moeten worden. Maar het is de rijken gelukt om de erfbelasting te minimaliseren. En zelfs dat minimale percentage weten zij grotendeels met allerlei trucs te ontduiken.
Uitgaand van ons sociale contract, valt er minstens net zo veel voor te zeggen om het (schenkings- en) erfrecht veel strikter aan banden te leggen. Is het wel zo vanzelfsprekend dat je je (ook al onverdiende exorbitante) rijkdom ongelimiteerd aan je erfgenamen kunt nalaten? Natuurlijk, zullen voorstanders van een liberaal erfrecht zeggen: de eigenaar heeft de vrijheid om te doen met zijn vermogen wat hij wil.
Maar de samenleving stelt restricties aan onze vrijheden: die mogen geen negatieve effecten op anderen hebben. En erfenissen ondermijnen kansengelijkheid en de sociale stabiliteit. Ze geven negatieve prikkels waardoor erfgenamen hun talenten en ambities in de ijskast zetten en zij geen waardevolle bijdrage aan de samenleving leveren.
Daar komt bij dat we als samenleving met al dat opgepotte vermogen zo veel dingen kunnen doen die het algemeen belang dienen, zowel binnen de eigen staat als wereldwijd. Het is moreel onacceptabel dat er zo veel geaccumuleerd vermogen ongebruikt of verspild wordt, terwijl er zo veel mensen door armoede kwetsbaar zijn en gebrek lijden. De wereld kan best (en zelfs beter) gedijen zonder overtollig geld.
Robeyns gaat uitvoerig in op de onwenselijkheid om dat overtollige geld dan maar door de rijken zelf aan goede doelen te laten besteden. De filantropen onder hen proberen zo op hun eigen voorkeuren en voorwaarden een deel van de door henzelf veroorzaakte schade te verzachten. Vaak ook nog op een manier waarop ze er zelf mede van profiteren.
Ze kunnen echter hun liefdadigheidsgeld beter overdragen aan de overheden, zodat die een gecoördineerd, lange termijn overheidsbeleid kunnen uitrollen, dat (als het zich niet te veel laat leiden door neoliberale, maar door democratische en rechtsstatelijke principes) een totaalpakket bevat voor het aanpakken van zowel sociale als collectieve problemen zoals de klimaat- en biodiversiteitscrisis.
Interessant is het hoofdstuk met de titel ‘Ook de rijken zullen hiervan profiteren’. De (super)rijken lijken hun grip op de realiteit massaal verloren te hebben. Ze hebben geen idee hoe hun rijkdom wereldwijde instabiliteit in de hand werkt, die een existentiële bedreiging voor henzelf en hun kapitaal vormt. Bovendien is extreme rijkdom giftig en verstikkend. Het maakt je disfunctioneel. Dat geldt in het bijzonder voor kinderen van superrijken, die in een gouden kooi door wisselende nanny’s worden opgevoed – met hechtingsproblematiek, verslaving en een diepe ongelukkigheid tot gevolg.
Er zijn enkele superrijken die hun vermogen grotendeels hebben weggeven (o.a. Chuck Feeney en Yvon Chouinard). Zij zeggen zich sindsdien bevrijd te voelen.
Robeyns’ limitarisme is een aanlokkelijk concept.
Ons sociale contract is onder het neoliberalisme met zijn motto’s ‘greed is good’ en ‘the winner takes all’ dusdanig gaan disfunctioneren dat een rechtvaardige systeemverandering hard nodig is. We hebben een radicaal nieuwe set waarden nodig, waarin de focus op het vermogen verdwijnt. Waarden die niet meer uitgaan van de eigen kracht van het individu, maar van de collectieve onderlinge afhankelijkheid.
Het lijkt moeilijk om de regels van ons sociale contract aan te passen, maar niets is minder waar. Zij zijn voortdurend aan verandering onderhevig, alleen al ruim veertig jaar vooral ten voordele van de rijken en ten koste van de slechtst bedeelden. Niets staat ons in de weg om het sociale contract dusdanig aan te passen dat die verhoudingen worden rechtgetrokken ten voordele van de hele samenleving.
Limitarisme op zich is geen alternatieve invulling van ons sociale contract, maar verschaft de voorwaarden om op basis van andere maatschappelijke verhoudingen op zoek te gaan naar zo’n nieuw systeem.
Er zijn al diverse opties voorhanden. Robeyns stipt ze aan, waarbij ze het diepst ingaat op Kate Raworths donuteconomie, die zij schaart ‘onder het label “degrowth”.’ Die flirt lijkt mij wederkerig. Zonder enige vorm van limitarisme dat de bandeloze vermogensaccumulatie aan banden legt, wordt het inrichten van een nieuw sociaal contract op basis van ontgroei een zeer lastige opdracht.
Gerard Sonnemans
Overtuigd limitarist en ontgroeier
Ingrid Robeyns: Limitarisme, Pleidooi tegen extreme rijkdom
ISBN 9789403189215
Oorspronkelijk in het Engels:
Limitarianism. The Case Against Extreme Wealth